Prinsenhof Gent
Bij aankoop door de huidige eigenaar in de jaren ’80 van de vorige eeuw was de woning uit de 18de eeuw verkrot en de twee aanpalende panden reeds door de overheid gesloopt. De 18e -eeuwse woning werd behouden, gerestaureerd en uitgebreid in 1993.
In 2015 ontstond het idee om een tweede fase van uitbreiding te realiseren op een restgrond langs de straatzijde en op die manier de gevelrij opnieuw te sluiten. Het pand werd tevens verbouwd en gereorganiseerd tot een kangoeroe woning, inclusief omvorming tot een lage energiewoning met alternatieve energie.
Kunstintegratie
Inspiratie werd geput uit de volumewerking, kleur en poëzie van historisch patrimonium, alsook het artistieke keramische werk. Op een sokkel van ruwe geangobeerde bakstenen werd een massieve bovenbouw gecreëerd, afgewerkt met een 300-tal handgevormde keramische panelen in bronsglazuur, geaccentueerd door verticale stroken in een degradée van blauwe glazuur. De panelen werden, als één groot kunstwerk, subtiel bewerkt en vakkundig geglazuurd bij een temperatuur van 1300 °C. Door het spel van lichtinval en schaduw kan de gevel een blauwe gloed krijgen, afhankelijk van het gekozen perspectief. Door de specifieke kristallisatie van het glazuur gaat het geheel bij het minste lichte zonlicht oplichten. Het raamwerk, hoewel uitdrukkelijk en veelvuldig aanwezig, is ondergeschikt aan de keramiekstructuren die kunst en gebouw laten versmelten.
De kunstintegratie respecteert het oude principe van ‘bijdrage tot de schoonheid van de stad’ maar ook de balans tussen eenheid en verscheidenheid. Deze is ook gehanteerd bij de afstemming van architectuur en de kunstwerken, in de gevels van 1993 en 2015.
Bijgevolg is de artistieke integratie, voor beiden, architect en keramiekkunstenaar een vanzelfsprekend deel van het DNA van een gebouw en onderdeel van een blijvende waarde over de grenzen van architecturale tendensen heen. Zij worden hierin gesterkt door de talrijke totaalintegraties van voor WO2 die nog altijd gesmaakt worden.
De integratie is dus te vinden op drie niveaus: architectuur, kunst en architectuur-kunst. Beide delen met een vormgeving van dezelfde hand en zelfde schaal.
Het geheel ademt verzet tegen het adagium van 2e helft 20ste eeuw, nl. het “less is more” gedachtengoed en blijft de ‘Gesamtkunst’ trouw. Het is een ode aan de traditionele know-how en tegelijk een nieuwe en innoverende manier om kunst, gesteund op het kunstambacht in moderne architectuur te honoreren.
Het geheel stimuleert de verbeelding en de narrative rond het gebouw bij bewoners, bezoekers en passanten. Toeristische gidsen hebben het gebouw opgenomen in hun rondleidingen en krijgen stof aangereikt om het geheel van architectuur en kunst tot een beleving te maken voor bezoekers.